Wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap
26 juli, 2019 – Gert Klaassen
Op Prinsjesdag 2018 heeft de staatssecretaris een wetsvoorstel aangekondigd waarin maatregelen zijn opgenomen om het aanhouden of aangaan van leningen tussen de DGA en zijn vennootschap te ontmoedigen. Inmiddels is in het voorjaar van 2019 het concept wetsvoorstel gepresenteerd en is duidelijk geworden wat de inhoud van deze regeling is. In deze blog gaan we kort in op de hoofdlijnen van het wetsvoorstel. Verder gaan we in op de mogelijkheden die er zijn om voor te sorteren op dit wetsvoorstel.
Hoofdlijnen wetsvoorstel
Met het invoeren van deze regeling wil de overheid voorkomen dat een DGA gelden aan zijn bv onttrekt, waarbij hij de heffing van box 2 ver voor zich uit schuift door de opgenomen gelden schuldig te blijven en geen dividenduitkering te doen. De Belastingdienst probeert dit probleem nu al aan te pakken door te stellen dat de DGA zijn gelden definitief onttrokken heeft, waardoor in wezen een dividenduitkering heeft plaatsgevonden. Voor de Belastingdienst blijkt dit in de praktijk vaak lastig omdat zij moeten bewijzen dat de gelden definitief zijn onttrokken en de DGA is bevoordeeld. Om deze discussies te voorkomen wordt deze maatregel ingevoerd, waarbij de wetgever een wettelijke grondslag geeft aan de Belastingdienst om te kunnen heffen. De hoofdlijnen van deze regeling zijn als volgt:
- Als de totale som van de schulden van de DGA aan zijn bv meer dan € 500.000 bedraagt, wordt het meerdere belast in box 2. Het tarief in box 2 is in 2019 nog 25%, maar dit stijgt in 2020 naar 26,25% en in 2021 naar 26,9%.
- Bij inwerkingtreding op 1 januari 2022 wordt op dat moment beoordeeld hoe hoog de schuld is van de DGA aan zijn bv. Over het bedrag boven € 500.000 wordt 26,9% inkomstenbelasting geheven. Dit betreft een heffing over een fictief inkomen, wat dus betekent dat de schuld niet daadwerkelijk wordt afgelost. Om dubbele belastingheffing te voorkomen, wordt de verkrijgingsprijs van de aandelen verhoogd, zodat in de toekomst niet nogmaals over hetzelfde bedrag belasting moet worden betaald.
- De verhoging van deze verkrijgingsprijs geldt eenmalig over de heffing per 1 januari 2022. Mocht op een later tijdstip weer heffing over een fictief inkomen plaatsvinden, wordt de verkrijgingsprijs niet verhoogd en vindt er dus dubbele heffing plaats. Dit lijkt een omissie in het wetsvoorstel, wat hopelijk wordt aangepast in de definitieve wet.
- Alle typen schulden, ongeacht de aanwending, vallen onder de regeling. Saldering met vorderingen vindt niet plaats.
- Voor de schuld i.v.m. de eigen woning wordt een uitzondering gemaakt. Let op het moet hier gaan om een lening die aan alle voorwaarden voldoet om de rente aftrekbaar te laten zijn, denk aan de aflossingsplicht e.d.
- De drempel van € 500.000 geldt voor de DGA en zijn partner gezamenlijk.
- De maatregel geldt ook voor schulden die met de DGA verbonden personen hebben aan de bv van de DGA. Bijvoorbeeld kinderen die van de bv van vader hebben geleend. Voor deze kinderen geldt afzonderlijk een drempel van € 500.000.
Mogelijke oplossingen
Het wetsvoorstel is in wezen bedoeld voor DGA’s die geld van hun bv opnemen voor consumptieve uitgaven. Echter worden ook de DGA’s geraakt die geld hebben geleend van hun bv om een belegging in privé te doen. Bijvoorbeeld een DGA die in privé een beleggingspand heeft aangeschaft met een lening vanuit de bv. Deze lening valt ook onder de maatregel en voor zover het totaal van de schulden boven de € 500.000 uitkomt wordt er 26,9% inkomstenbelasting geheven. De kans is reëel dat een DGA hierdoor in de problemen komt omdat hij het geld in stenen heeft geïnvesteerd.
Een mogelijke oplossing voor bovenstaand probleem is dat de DGA zijn beleggingspand verkoopt aan de bv en daarmee zijn schuld aflost. Bij de overdracht van onroerend goed is echter overdrachtsbelasting verschuldigd, 2% voor woningen en 6% voor overige panden. De DGA loopt dus linksom of rechtsom tegen belastingheffing aan door invoering van het wetsvoorstel. Dat dit voor de DGA, die een zakelijke investering heeft gedaan met gelden uit zijn bv, als onredelijk aanvoelt kunnen we ons goed voorstellen. Dit is ook de reden dat verschillende vakorganisaties bij het Ministerie hebben gepleit om in het definitieve wetsvoorstel hiervoor een versoepeling op te nemen.
Ook de DGA die zijn bedrijfspand niet in de bv heeft aangeschaft maar in privé, met een lening vanuit de bv, loopt aan tegen deze maatregel. Er wordt niet gekeken naar de aanwending van de gelden in privé, dus zelfs een investering in het bedrijfspand van de onderneming zelf wordt hierdoor geraakt. Ook over de inbreng van dit bedrijfspand in de bv is overdrachtsbelasting verschuldigd. Als het echter gaat om een bedrijfspand die door de bv wordt gebruikt, zijn er mogelijkheden om toch met een vrijstelling overdrachtsbelasting het pand in de bv in te brengen. Het is echter wel zaak om hier tijdig op voor te sorteren en niet te wachten tot het 1 januari 2022 is. Door dit jaar nog actie te ondernemen kan het bedrijfspand voor ingangsdatum van deze maatregel, met een vrijstelling overdrachtsbelasting in de bv worden ingebracht.
Als de DGA geldt heeft geleend van zijn bv om in privé beleggingen mee aan te kopen, ligt de zaak eenvoudiger. Hij kan de beleggingsportefeuille dan overhevelen naar de bv om zo zijn schuld af te lossen, dit levert voor de DGA geen bijkomende belastingheffing op.
Conclusie
De voorgenomen maatregel zal grote impact hebben op DGA’s die voor meer dan € 500.000 hebben geleend van hun bv. Met name de DGA’s die geld hebben geleend voor beleggingen of hun bedrijfspand in privé kunnen hierdoor in de problemen komen doordat ze het geld hebben belegd en de heffing niet ineens kunnen betalen. Er zijn verschillende oplossingen om de fictieve heffing in box 2 te voorkomen. Het is van belang niet te lang te wachten met het ondernemen van actie. De geplande ingangsdatum van de maatregel is 1 januari 2022, vanaf vandaag dus nog ongeveer 2,5 jaar. Deze tijd is echter ook nodig! Wij informeren u graag over de mogelijkheden en kijken met u naar een traject voor de komende 2,5 jaar waarmee de heffing in box 2 voorkomen kan worden.